Barriers aan de Tongersesteenweg


Aan de Tongersesteenweg, ten oosten van de stad, zijn een aantal 'barriers' uit de 19de of 20ste eeuw als toegangen tot boomgaarden bewaard gebleven.

Tegenover nr. 195

'Barrier' uit het begin van de 20ste eeuw, van eenvoudig geklinknageld bandijzer voor stijlen, regels en spijlen. Het hek is gevat tussen betonnen palen en een prikkeldraad en is de toegang tot een kersenweide, waarvan niet alle bomen overeind zijn gebleven. De barrier werd na 2008 door een recent hek vervangen

Naast nr. 292 en tegenover nr. 271

'Barrier' van smeedijzer tussen betonnen paaltjes, ook uit het begin van de 20ste eeuw, als toegang tot een mooie en goed bewaarde kersenweide met een meidoornhaag langs de steenweg. Vierkant stijl- en regelwerk en ronde spijltjes met witgeschilderde gekromde punten en klimmend beloop naar de makelaar, het hoogteverschil opgevangen door een liggende, langgestrekte voluut.

Tegenover nr. 401

De 'barrier' is boven in de makelaar gedateerd 1936 en de vormgeving, hoewel traditioneel opgebouwd, vertoont invloed van de toen gangbare art-decostijl. Platte stijlen en een lagere makelaar, vierkante regels met ronde, gepunte onderspijltjes en spijlen eindigend op een afgeplatte kop. Het hek is gevat tussen stevige, vierkante betonnen pijlers met getrapte beëindiging en geeft toegang tot een grote, sterk uitgedunde hoogstamboomgaard van perebomen met een geschoren meidoornhaag langs de steenweg. De korsetten van bandijzer die de stammen eertijds tegen grazende koeien beschermden zijn deels nog bewaard.



Bron : DE MAEGD C. EN VAN DEN BROECK M., 2007, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.Auteurs : De Maegd, Christiane, Michiels, Marijke, Van den Broeck, Myriam Datum : 2017Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Barriers aan de Tongersesteenweg [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/134279 Geraadpleegd op 12-11-2019

 

ONTDEKKING VAN DE DAG

Onze vierde toren staat in Mechelen

De stad Mechelen groeide bij de Dijle en lag in de middeleeuwen dus op de vaarroute tussen Zoutleeuw en Antwerpen in het hertogdom Brabant. De abdij van Sint-Truiden had er ooit haar ambassade.

Het Groen Waterke, een vliet aan de Ankerbrug in de schaduw van de Sint-Romboutskathedraal, is het meest schilderachtige plekje van de stad om te fotograferen. Vlakbij liggen de vluchthuizen van belangrijke abdijen: Affligem, Tongerlo en Sint-Truiden. In de woelige 16de eeuw, toen protestanten in de Nederlanden rebelleerden, hielden de abdijen van het platteland graag een pied-à-terre binnen de veilige wallen van een stad. Die ‘refuge’ was ooit nuttig voor lobbywerk in vredestijd. Zeker in Mechelen, toen zowat de hoofdstad van de Nederlanden.

Ook in Sint-Truiden zochten abdijen en kloosters van de verre omgeving hun toevlucht. We kennen nu vooral nog de refuges van Averbode (Ursulinen) en Herkenrode (vroeger de ‘Broeders’ in de Schepen Dejonghstraat). Jozef Smeesters somt er in de catalogus ‘18de eeuw’ bij de Trudofeesten 1993 nog een hele reeks andere op. De refugie van de vrouwenabdij van Nonnemielen werd later legerkazerne en verdween voor het administratief centrum. De praktijk van zo’n vluchthuis vinden we bijvoorbeeld in het archief van de Zepperse begaarden. Die hadden hun toevluchtwoning in de Gangelofparochie. Ze verhuurden het in 1678 aan een edelman uit Aalst, met last om in oorlogstijd plaats te ruimen. De pachter van de kloosterhoeve kreeg in zijn contract de verplichting om in woelige tijden alle meubels naar Sint-Truiden te voeren. Hij kreeg daarvoor kost en drank. Ook het kloostergraan, waardevast kapitaal, werd altijd naar de zolder in de veilig omwalde stad gereden. Na het ontmantelen van de wallen en poorten in 1675 op bevel van de Franse zonnekoning lag het stadscentrum wel open en bloot.

De Truiense abt Joris Sarens was geboren in Mechelen in 1477. Zijn broer, kanunnik Willem, liet rond 1540 in zijn vaderstad een prachtig gebouw met traptorentje en drie vleugels rond een binnenplaats metselen. Een combinatie van roze baksteen met witte kalkzandsteen. Enkele jaren later erfden broer Joris en de abdij van Sint-Truiden het pand. In 1611 kwam het in louter Mechelse privéhanden. Een stoute Mechelse bron schrijft de verkoop toe aan het geldgebrek van onze abdij, geplaagd door de Opstand in de Nederlanden en Luik.

De ranke traptoren is alleen onderaan nuttig, de rest is pure pronk en status. Wel een boeiende, hoge uitkijkpost in een tijd toen de mensen niet vlogen. Je kan het best vergelijken met het Antwerps torentje in het stadskwartier te Bokrijk. Het beschermde gebouw, lange tijd archief van het aartsbisdom, is in 2000 op kosten van de provincie Antwerpen schitterend gerestaureerd. Het doet onder meer dienst als conferentieplek voor de Belgische bisschoppenraad. De Antwerpse deputatie gaf bij de restauratie een glossy brochure uit in 2000. 


Lees: Linda VAN LANGENDONCK, Monnikenwerk- en engelengeduld: geschiedenis en restauratie van de voormalige refuge van Sint-Truiden te Mechelen, Antwerpen: Provincie Antwerpen Dienst Kunstpatrimonium, 2000.