Onderstaande constructie is geen brugje.. maar diende om een buis te schragen.... een buis die de erfenis van Napoleon was......
Inderdaad Napoleon. Weerom Napoleon. Hij stelt een ‘continentale blokkade’ in tegen Engeland na de nederlaag van zijn vloot bij Trafalgar, en alle import vanuit dat land is taboe. Rietsuiker staat ook op de zwarte lijst en zeg dus maar dada tegen de zoetigheid. Opdat de Franse onderdanen niet zouden gaan verzuren, ontpopt hun keizer zich tot de grote promotor van de ‘suikerbiet’. Aanvankelijk zonder veel respons, maar het idee was gelanceerd en wijl Napoleon nog zat na te sudderen op Sint Helena, verschijnen de eerste ‘bietenveldjes’ in onze contreien. En het zullen de laatste niet zijn. Want bietsuiker ( en nog niet het fruit ) wordt in de 19de eeuw het eerste Haspengoud. In 1834 start baron Mellaerts een suikerfabriek op langs de Tiense Steenweg in Sint-Truiden. Dat initiatief krijgt navolging in Bernissem ( baron de Chestret ) en Ordingen ( baron de Pitteurs... ). In 1839 verwerken deze bedrijven 13.000 ton bieten ( afkomstig van 450 hectaren ) tot negenhonderdduizend kilo ruwe suiker. 400 arbeiders en arbeidsters kunnen er aan de slag, waaronder... kinderen. “ Kinderen... zo schrijft dokter Debruyn uit Sint-Truiden... worden aldus van de straat gehouden, ontwikkelen hun fysieke kracht, leren wat discipline is, en... brengen een duit in het zakje. “.
In 1852 telt Sint-Truiden vier suikerfabrieken, die samen 875 mensen tewerkstellen. De lonen gaan -voor de mannen- tot anderhalve frank, de vrouwen verdienen een hele frank, en de ‘jongens’ 50 centiemen. Zij wassen, schrapen, pletten, enz... de bieten tot stroperige ruwe suiker, die geklaard wordt door toevoeging van beenzwart of beenderkool(stof). Naast de fabriek ‘Mellaerts en cie’ in Sint-Truiden verschijnt er een raffinaderij, die in 1860 goed is voor 19.000 kilogram ( volledig ) afgewerkte suiker. In Zuid Limburg worden dan 3.000 hectaren beplant met suikerbieten. In de ‘vette klei’ aldaar moet men er wieden, dunnen, en rooien.
De suikerbaronnen nemen deel aan de Provinciale Tentoonstelling in Sint-Truiden en krijgen er de complimenten van koning Leopold II. Maar na 1910 zet een concentratie van bedrijven zich in. Een concentratie, die niet meer te stoppen is...
Voorlopig weet de suikerfabriek Mellaerts van Sint-Truiden te ontsnappen aan deze beweging, meer zelfs: Directeur Alfred Wauters weet dankzij zijn bemiddeling het pas opgerichte STVV een terrein te bezorgen ( 1927 ) om er een voetbalveld aan te leggen. Het voetbalveld komt er tegenover de fabriek. Een voetbalveld met staantribune. De spelers dienen zich wel om te kleden in de suikerfabriek en vervolgens de Tiense Steenweg over te steken om te gaan sjotten... Als het vertoonde spel de supporters niet bevredigt, wordt er om bieten ( biéëte ) geroepen, die vervolgens aangereikt worden vanuit de bietensilo’s opzij het veld, en op het terrein gesmeten...
Elk jaar vanaf oktober verdwijnt diezelfde Tiense Steenweg onder vettige klodders modder, afkomstig van de karren, vrachtwagens, tramstellen, spoorwegwagons... tjokvol suikerbieten. Het is de tijd van de ‘campagne’, het bietenseizoen.
Zo’ n suikerfabriek verbruikt liters en liters water, en vervuilt liters en liters water ( afkomstig van o.a. de wasserij ). Waar blijven we met al dat vervuild water? Een nette oplossing voor dit probleem is het aanleggen van een ‘bezinkput’, waar de slibdeeltjes van het geloosde water op de bodem kunnen neerslaan; en van waaruit het ‘geklaarde’ water via een sluisje kan overvloeien in de –voor de suikerfabriek Mellaerts nabijgelegen- Molenbeek.
Die bezinkput ( een lint met elkaar verbonden diepe grachten ) komt er op een terrein ( ter grootte van een voetbalveld ) tussen de Molenbeek en de Logebeek, aangrenzend aan Volmolen(weg). Stevige dijken ( nog duidelijk waarneembaar ) omsluiten het bekken.
Het afvalwater van de suikerfabriek op de Tiense Steenweg bereikt dit bekken -rechttoe rechtaan- via een smeerpijp, die geschraagd wordt door het smalle betonbrugje over de Molenbeek ( zie betreffende foto ) en enkele stutten verderop. Het bakstenen sluisje ( foto onderaan ) is ook nog waarneembaar vanaf de nabije brug over de Molenbeek.
Het afvalwater vanuit de suikerfabriek zorgde voor heel wat blubber en slijk binnen de dijken van het bezinkbekken, een heus moeras werd het, waarin je weggezogen kon worden. Een geweldige uitdaging voor de durvers onder de kwajongens. Niet voor watjes...
Maar dit gebied ( voor sommigen de ‘echte’ Zeven Weirkens ) betreden, betekende ook... zich blootstellen aan strenge straffen vanwege je ouders zoals daar zijn: Internaat of nog erger: Heropvoedingsgesticht... Volgens die ouders was er daar ( niet zo lang geleden... ) al eens iemand verdronken, en soms, om twaalf uur ‘s nachts, bij mistig weer, kon je hem nog horen roepen om hulp...
In de vijftiger jaren van vorige eeuw begint de zwanenzang van de suikerfabriek Mellaerts en in 1959 wordt ‘de suikerij’ definitief ‘verplaatst’. Een elegantere benaming voor ‘faillissement’. De firma Roosen kan met de sloop beginnen. De smeerpijp verdwijnt eveneens, maar een andere zal in de plaats komen: De pipeline van Aquafin, die ondergronds gaat. ( Een mens komt nogal wat buizen tegen in zijn leven... ) Het bezinkbekken wordt een woest en ondoordringbaar populierenbosje.
En ‘Suikerrock’ zal elders moeten plaatsvinden...
De historie van de Bezinkput is naast de episode met de Volmolen niet de enige ingreep van de mens op deze lap grond. Want daar komt het tweede Haspengoud er aan:
Fruit. Fruitbomen. Hoogstamfruitbomen. De kersenrassen blijken hier het meest succesvol. Het mag stilaan duidelijk worden dat de mensheid dit valleitje terdege wil gaan ‘ontginnen’ en dat die waterzieke grond warempel ook iets kan opbrengen.
Naast de aanplant van boomgaarden denkt een iemand ook aan een waterkerswinning. Waterkers ( craisson, bèik-sloat ) gedijt in stromend onvervuild water, liefst afkomstig van bronnetjes vlakbij. En die bronnetjes vlakbij zijn hier overvloedig te vinden.
Als kwajongens waren we allerminst geïnteresseerd in die waterkers maar wel in de salamanders, die er massaal (!) te vinden waren. De waterkerskwekerij heeft intussen plaats gemaakt voor een vijver, maar er is nog steeds waterkers te vinden en ( gelukkig ) de salamanders zijn er ook nog.
De smeerpijp van Aquafin heeft hier de waterhuishouding toch wel danig verstoord en enkele wateraders doorsneden.
Met dank aan:
Mark Dusar
Willy Ilsbroekx
Willem Driesen
Veerle Jacobs in ‘Bietsuiker, het 19de eeuwse Haspengoud’.
Linters A. e.a., ‘Industrieel Erfgoed in Limburg’.
Willy Petitjean