De hallentoren werd, samen met de hal, opgetrokken in 1366. In 1606 waaide de eerste toren om en werd hij vervangen door het huidige bouwwerk. De onderste twee geledingen, samen 17 meter hoog, bleven evenwel overeind maar werden later ingesloten door het stadhuis. Van dit oorspronkelijk bouwwerk kan je restanten zien in de hallen. De hallentoren, 46 m hoog, is een mooi voorbeeld van Maasstijl, die gebruik maakt van bakstenen en natuursteen voor speklagen, hoekkettingen en vensteromlijstingen. In de onderste geleding bevindt zich in een centrale rondboognis een Madonna met kind, een kopie van het oorspronkelijke 16de-eeuwse houten beeld, dat in het stadhuis is ondergebracht. De tweede geleding, waarin een paneel met wapenschild staat, wordt bekroond door een kalkstenen fronton met schelpmotief. De vierde geleding bevat een aantal wapenschilden. Boven op de achtkantige lantaarnspits, waarin de gerestaureerde beiaard met 50 klokken is ondergebracht, staat een peervormige spits.
Voor de hallentoren bevindt zich, op een arduinen voetstuk, het 14de-eeuwse perron met een smeedijzeren tweekoppige adelaar. Dit symbool van de stedelijke vrijheden is een werk van Pierre Radoux.
Ref.
As we carnaval gon viere in Sintruin,
Loote wee de klokke van den toure luin,
As we carnaval gon viere in Sintruin,
Loepe wee ni recht, ma loepe feelinks schuin.
As we carnaval gon viere in Sintruin,
Dreinke wee e pintje en gon haand in haand,
Vör te daasten albedieën rond de Latsjaan.
Want zoe gie de carnaval in Groeët Sintruin.
Iederien du mie, och de Gemeinterood,
Effekes de tuigels los kan ginne kood,
Iel het joor ston zijlinks al in vlam en vuur,
Vuir et goed van ’t Stadsbestuur.
Carnaval da zit doe in, da vuul dzje zelf,
Telt ze mèr, die groep is och bè drei maal elf.
En de boug kan alted ni gespanne ston,
Doever loote ze un dan ins per joor ins gon.
Ref.
En vuir goed te fieëste, is doo ‘t Fiestcomiteit,
Dei kreige subsidies och op stond en tijd,
Ma ze moete luistere noo et Stadsbestuur,
Gelèk de Rood van de Commeduur,
Vesteloovet is doe toch vuir iel de stad,
Ozze carnavalsgroepe dee weite da,
En as Scheipe va Plezier roep ich och ‘Vuur!’
Carnaval da is en echte volkscultuur.
Ref.
Ref.
Want zoe gie de carnaval in Groeët Sintruin.