Adelardus II, abt van 1055 tot 1082, geboren te Lovenjoel en te Sint-Truiden overleden op 6 december1082.
Hij was monnik, prior en tenslotte abt van Sint-Truiden. Geschoold in letteren en handig in beeldhouwen en schilderen. Zijn bestuursperiode zorgde voor een bloei van de bedevaarten, en dus ook van de eraan verbonden inkomsten. Verwierf gronden voor de abdij in Villers-le-Peuplier, Staaien, Herk-de-Stad en Zerkingen. De stad wordt voor het eerst een oppidum, een versterkte stad, genoemd in 1060. Die ommuurde stad was een verwezenlijking van abt Adelardus II. Hij was ook de bouwheer van de romaanse abdijkerk met een lengte van 102 meter, hoge pijlers, hoogkoor, versierde altaren en hallencrypte; en werkte de abdijtoren af met vier hoektorens. Adelardus II bouwde of herstelde dertien afhankelijke kerken: OLV-kerk, Sint-Gangulfus, Staaien, Bevingen, Aalburg (Nl.), Wijchmaal, Peer, Schaffen, Webbekom, Donk, Meer, Oerle (Oreye) en Jemeppe-sur-Meuse. Ook als schilder en beeldhouwer liet hij sporen na. Ondanks de gestegen inkomsten waren er toch tekorten door de (te) grote ambitie. Na een waanzinaanval werd hij naar de abdij Saint-Laurent te Luik gebracht. Adelardus overleed en werd in een lichaamsvormig graf in Sint-Truiden begraven. Zijn schedel en een kromstafbekroning blijven bewaard.
Wie was wie in Sint-Truiden, Sint-Truiden, 2011.
De Luikse architect Etienne Fayn slaagde erin om een mooi stadhuis in Luikse classicisme te ontwerpen rond de oude halle en de belforttoren. De stadsmagistraat betrok zijn nieuwe symmetrische bouw in juli 1759 onder begeleiding van drie kanonsalvo's. De interieurafwerking, vooral door de modieuze Luikse vakmensen, moest toen nog beginnen.
Maar... die saaie horizontale kroonlijst wou de stad als bouwheer toch verbeteren. Kijkend naar Brabant en Antwerpen liet ze in 1766 zwierige frontons met klokgevel, curven en tegencurven plaatsen aan de hoofdgevel. Pater minderbroeder Johannes Bolgrez bracht een plan mee uit Antwerpen. Ook kwam er een dubbele puitrap naar de verdieping, om de begane grond te kunnen verhuren. Enkele jaren later verdween deze blijkbaar té bombastische ingreep terug.
Eigentijds kroniekschrijver Debruyn is genadeloos voor zoveel pretentie en tekent - met veel lekenfantasie - dit on-Luikse gedrocht. Hij schrijft ook hoe men half juni 1766 bouwt aan "eene nieuwe blauw steene balcon, ende het frontispicium wierd verciert met nieuwe crollen, oock met eenen nieuwen noijt in dese landen geinventeerde blauw steenen trap dienende tot spot der borgers ende vreemdelingen hier passerende om het onnodigh ende verquist geldt".
Van deze verbeteringsoperatie getuigt nog een jaartalsteen met stadswapen boven het balkon.