Sint-Kristinastraat

Sint-Kristinastraat

Kristina de Wonderbaarlijke of Mirabilis werd omstreeks 1150 geboren in Brustem. Zij was 15 toen ze wees werd en met haar twee oudere zussen achterbleef. Voor het levensonderhoud was zij herderin, tot zij op haar 32ste stierf. Tijdens de uitvaartmis vloog het deksel van de kist en zweefde de dode Kristina door het schip van de kerk, waarna zij met haar zussen naar huis ging. Zij werd als heks opgesloten maar ontsnapte telkens weer, zwierf negen weken lang door de bossen rond Sint-Truiden of een andere keer liep ze over het water van de snel stromende Maas. Uiteindelijk belandde ze in het benedictinessenklooster te Nonnemielen als semi-religieuze en boeteling. Maar haar merkwaardige gedrag bleef duren, waardoor ze in een gekkenhuis belandde. In 1224 stierf ze een tweede maal.

ONTDEKKING VAN DE DAG

Koningin Astrid, lieveling van het publiek

Verongelukte vorsten herdacht

De Zweedse prinses Astrid (°1909) werd in 1929 gemalin van onze Belgische vorst Leopold III. Ze verloor het leven bij een auto-ongeval in Zwitserland op 29 augustus 1935. De gemeenteraad hernoemde de Tentoonstellingsstraat al eind september in ‘Koningin Astridstraat’. In november 1937 organiseerde een comité van de Nationale Strijdersbond in het stadhuis een tentoonstelling van zandtapijt met de overleden Astrid op haar praalbed, om fondsen te werven voor een gedenkteken. Dat werd in de vorm van een postuum staatsieportret aangeboden aan het stadsbestuur tijdens de augustuskermis van 1939. Door de mobilisatie en de opeisingen ging deze plechtigheid met tentoonstelling verloren in het oorlogsnieuws.

De vermaarde Hasseltse portretschilder Jos Damien en zijn leerlinge-assistente Anne Rutten signeerden het schilderij.

Koningin Astrid wordt levensgroot en ten voeten uit afgebeeld in een paleisdecor en houdt een waaier van struisvogelveren vast. Ze draagt een witte galajurk met korte sleep en nonchalant gedragen losse mouwen. Oorhangers, armband en hanger met kruis tonen een groene smaragdkleur. De stralende vorstin draagt het zogenaamde ‘Diadeem der negen provinciën’. Dit kleinood, een verlovingscadeau van de Belgische bevolking uit februari 1925, bestaat uit een band met Griekse meandermotieven en werd door juwelier Van Bever vervaardigd. In de later herwerkte versie met ruiten zijn de elf briljanten ingewerkt als symbool van de toen negen provincies, plus België met vorstenhuis, plus Belgisch Congo.




In 1934 was in de inkomhal van het stadhuis al een gedenkteken opgericht voor vorst Albert I, na zijn tragisch klimongeval.