Gelinden

Gelinden

Tijdens de plattelandsfusie Gelmen tussen 1970 en 1977 was Gelinden het hoofddorp. Voor de Franse tijd was er een eigen riddergeslacht en een belangrijke schepenbank. Langs de Luikersteenweg (°1717) werden grote vierkanthoeven gebouwd.

Het natuurreservaat Overbroek

Het natuurreservaat Overbroek (°1990 en 1996) telt 35 hectaren. De waterzuigende populieren werden er gekapt om het moerasland in deze canyon van de Herk te herstellen. Hier ligt ook een hoge ontsluitingswand met unieke fossielen.
Rond 2000 kwam er nog een kapel bij voor Onze-Lieve-Vrouw van de Drie Gehuchten op het kruispunt van Egoven, Overbroek en Ovelingen.

Het hoogste punt van Sint-Truiden ligt in Gelinden Egoven op meer dan 100 meter boven zeeniveau.

De oudste vermelding van de heerlijkheid was Gledela in 1002. Het was een persoonlijk domein van de graaf graaf van Loon met een schepenbank voor de regio. De eerste kerk van Gelinden werd gebouwd in opdracht van Sint-Trudo, stichter en heilige abt van de Trudo-abdij te Sint-Truiden, in de 7de eeuw. Deze kerk was reeds toegewijd aan de H. Quintinus, die Sint-Trudo bijzonder vereerde. De parochie omvatte ook Klein-Gelmen en het gehucht Maesnil. Beheerd vanuit de abdij OLV ad fontes Luik, later vanuit kapittels Sint-Maternus en Sint-Lambertus in die stad.



Het interieur ontvouwt zich als een laat-classicistische centraalbouw, uniek voor Sint-Truiden. Twee sacristieën zijn aangebouwd aan weerszijden van het koor. Zware, half ingebouwde, neoclassicistische westtoren met twee geledingen, afgelijnd door hoekbanden, en bekronende, ingesnoerde spits. Middenbeuk en zijbeuken onder één groot zadeldak; afzonderlijke puntdaken voor het koor en de sacristieën. Eén sober segmentboograam in elke travee van de zijbeuken. De kerk is opgetrokken uit baksteen met kalkstenen lijstwerk. Het dak is bekleed met kunstleien. De centrale travee van de middenbeuk is overspannen met een beschilderd houten gedrukt koepelgewelf, rustend op vier pijlers met een eenvoudig kapiteel. De overige zolderingen zijn vlak. Een brede rondboog verbindt het kerkschip met het koor De huidige kerk is gebouwd in 1791 in laat-classicistische stijl. De toren van de vorige kerk bleef staan tot 1873. De vroegere toren werd afgebroken tot de hoogte van de kerkmuur. De nieuwe toren was een ontwerp van architect J.(?) Jaminé en was klaar in 1873. Bij een bombardement op de steenweg tussen Sint-Truiden en Luik tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940) werd de kerk van Gelinden gedeeltelijk vernield; het dak van de kerk, de toren, het plafond van het kerkschip en de glasramen waren ernstig beschadigd. In 1942 werden er nieuwe ramen in de kerk geplaatst maar deze werden in 1949 opnieuw vervangen door kleurglas naar ontwerp van Coëme van Sint-Truiden. In 1960 werden ook zes glasramen geplaatst naar ontwerp van Roger Daniels uit Sint-Truiden. Tussen 1945 en 1950 werden er verschillende herstellingen uitgevoerd aan het dak. Grote restauratie aan dak en toren in 2015 en verdere stabilisering in 2019.

De kerk is gepleisterd en was oorspronkelijk wit. In de loop der jaren is de kerk verschillende malen overschilderd, o.m. in polychromie met sjabloonmotieven. Een venstertjes-onderzoek werd uitgevoerd. De Sint-Quintinuskerk is vooral belangrijk omwille van de centraalbouw van het schip en het interieur. Er zijn immers bijzonder weinig laat-classicistische kerkinterieurs bewaard gebleven.


Een gedeelte van het barokke meubilair is afkomstig uit de voormalige kloosterkerk van de ongeschoeide karmelietessen te Hoei. Sint-Sebastiaansbeeld, gedecapeerd, eik (eind 16de eeuw). Mariabeeld, gepolychromeerde eik, gekleed, Maria-altaar (eind 17de eeuw). Kruisbeeld, gepolychromeerde eik (17de eeuw). Sint-Jozef met Kind (circa 1700). Hoofdaltaar Sint-Jozef, toegeschreven aan Jean Delcour (circa 1700). Twee zijaltaren OLV en Quintinus (begin 18de eeuw). Biechtstoelen, preekstoel, lambrisering, communiebank (doopkapel) aangekocht in 1802, eik (eerste kwart 18de eeuw). Preekstoel met rijke iconografie: Elias, OLV decor Carmeli, Theresia van Avila, Spes, Caritas, Fides, Fortitudo, vier kerkvaders in buste op klankbord boven. Trap werd recent weggenomen. Kerkbanken (eerste helft 18de eeuw). Doopvont in kalksteen (ca. 1500) met deksel in koper. Reliekschrijn, verguld kerkmodel met relieken van Sint-Quintinus. Altaardoek Sint-Kwintensaltaar (zuidelijke zijbeuk): “Kruisafneming” (begin 18de eeuw). Altaardoek Maria-altaar (noordelijke zijbeuk): “Aanbidding der Wijzen” (begin 18de eeuw)

Het orgel is gesigneerd door orgelbouwer Theodoor Ruef Sint-Truiden, uit 1884-1889. Beschermd. De eiken omkasting in eclectische stijl staat volledig los van het eigenlijke orgel. Het front wordt gevormd door een grote vlakke middentoren geflankeerd door twee lagere zijvelden met daarnaast half naar buiten gerichte ronde zijtorentjes. Alle torens en pijpvelden zijn boven voorzien van rondbogen. De middentoren en de zijvelden bestaan uit pijpwerk van de montre, de zijtorens zijn niet sprekend. Het klavier is ingebouwd aan de voorzijde. Verdampingsemmers met water zijn nodig om de luchtvochtigheid voor het houtwerk te verzekeren.

De directe omgeving van de kerk bestaat uit een plein met parkeermogelijkheden langs en achter de kerk. Rond de kerk ligt een klein grasveld, op de plek waar oorspronkelijk het kerkhof gelegen was. De oude kerkhofmuur is gedeeltelijk bewaard.

De geautomatiseerde (Apollo II) kerkklokken luiden niet meer sinds een beschadiging door blikseminslag in 2003. Wijzerplaat in de vier torengevels. Een herstelling van de klokken is voorzien in de tweede restauratiefase. Oude uurwerkmekaniek is bewaard. 2 klokken door Michiels Doornik in 1952: 701 kg. en 430 kg.

De kerkdorpen Gelinden, Groot-Gelmen en Engelmanshoven worden als één dorpsgeheel ontwikkeld. Het plein langs de kerk van Gelinden wordt als één van de belangrijke pleinen van dit dorpsgeheel ontwikkeld. De N3 tussen Sint-Truiden en Luik doorsnijdt dit dorpsgeheel; dit is permanent maar de bestaande barrière wordt zo veel mogelijk afgezwakt. Zo plant men het ontwikkelen van duidelijke bakens of ‘poorten’ langs de N3 die het begin en einde van de verschillende dorpen markeren. Men tracht ook het zicht vanaf de N3 op het landschap zo veel mogelijk te vrijwaren of zelfs te versterken. Aan de inkom van Gelinden zal op de N3 een duidelijke baken gecreëerd worden met een visuele versmalling van de rijweg, die snelheidsremmend zal werken en het inbrengen van een stevige middenberm die op een aantal plaatsen vlotter en veiliger oversteken garandeert.

Ten zuidoosten, met een uitloper ten noordoosten van de kerk, ligt het natuurgebied Het Overbroek. Het gebied is 40 hectaren groot met binnen het gebied een hoogteverschil van 27 meter. Het gebied omvat de alluviale vlakte van de Herck, de steile dalhellingen met kalkgraslanden, hoogstammige boomgaarden en een geologisch zeer interessante wand waarin de ‘mergels van Gelinden’ ontsloten zijn. Verschillende wandelroutes lopen doorheen dit gebied.

De pastorij was oorspronkelijk eigendom van de stad maar is particulier verkocht en in gebruik genomen als privéwoning. De parochiezaal Lindehof is permanent verhuurd via een erfpachtovereenkomst. Gelinden heeft een bevolkingsaantal van ongeveer 1400 inwoners en is zo één van de middelgrote dorpen in Sint-Truiden.


In het begin van de 20ste eeuw drukte de ‘Hesbania’ van Basile Smets (+1953) onder meer prentbriefkaarten. Cultuur en natuur zijn in Gelinden nooit ver weg: priester-historici Oswald Robijns (+1939) en Jacques Brouwers (+), de Palace met Bert Vansimsen, de toneelgroepen Kunst na Arbeid en Flash, de parochiezaal Lindehof, jacht en natuurbeheer door vzw. De Steenbron en het socialistische ontmoetingscentrum PES (Progressieve en Ecologische Samenwerking) (°1992). 


Pierre DIRIKEN, Gelinden, in: Geogids Sint-Truiden. Rondom, Toeristisch-recreatieve atlas van Vlaanderen. Haspengouw, Kortessem: Georeto, 2009, p. 67-80. Rombout NIJSSEN, Inventarissen van de kerkarchieven en van andere archieven in bewaring gegeven door de kerkfabrieken van Engelmanshoven, Gelinden, Gorsem, Groot-Gelmen en Melveren : overdrachten 1998-2000, Brussel: Algemeen Rijksarchief, 2011.


ONTDEKKING VAN DE DAG

Berenmutsen op zolder

Berenmutsen op zolder


Een kaartje leggen in oorlogstijd kan je je kop kosten. Dat overkwam een eskadron Belgische ruiters op 17 augustus 1914 in Bernissembos . Dit bos was in 1900 iets zoals Nieuwenhovenbos  nu: een geliefd wandeldomein met een drankgelegenheid. De boerenherberg van Truike Menten  lag bij de Keelstraat aan de bosrand. De eiken, waaronder de kolossale Koning en Koningin, waren al enkele jaren gekapt, maar Fons Lassaut, weduwnaar van Truike, bakte er nog altijd eieren met hesp.

Onderschrift bij deze foto

De Eerste Wereldoorlog was nog geen twee weken aan de gang. De Gidsen waren de heren van het Belgisch leger en bleven als verkenningstroepen meestal uit het echte strijdgewoel. Bij de officieren wemelde het van blauw bloed en zelfs de gesabelde soldaat-ruiters kwamen uit gegoede families. Soms ook wel waren het boerenjongens die gewend waren met paarden om te gaan en niet te zwaar wogen. Je herkende de Belgische Gidsen aan hun paarse broek, hun groene vest en een zwarte berenmuts of ‘kolbak’ met gele wollen knop vooraan. Tegenwoordig is de muzikale muziekkapel van de Gidsen ook nog in paars en groen gekleed.

De Gidsenregimenten zaten met de rest van de Belgische ruiterij verschanst achter de Gete te wachten op de Duitse invasie. Commandant baron de Wykerslooth de Rooyestein werd met heel zijn eskadron, zo’n honderdtwintig man, vooruitgestuurd. Ze moesten de doortocht van de Duitse hoofdmacht uit Tongeren naar Sint-Truiden bespieden. De groep kreeg duiven mee als postbodes. Het roemrijke terugslaan van de Duitse ruiterij bij Halen enkele dagen voordien was een enorme opkikker geweest. Toch waren mannen en paarden murw: twee weken kamperen kruipt in je kleren. Het was de mooiste zomer sinds jaren en de hitte drukte. De ruiters stegen dan ook af in de dekking van Bernissembos en de herberg Menten. Enkelen rustten, sommigen dronken en kaartten, en anderen gingen in de buurt fruit kopen. De commandant schreef – naar eigen zeggen achteraf – zijn rapport tijdens de rustpauze.

Onderschrift bij deze foto

Plots brak de hel los: een compagnie Duitse voetsoldaten overviel de Gidsen en schoot op alles wat bewoog. Die Duitse ‘Leibgrenadiers’ in veldgrijs uniform waren ’s middags toevallig ingekwartierd bij de Paters op Terstok in Zepperen. Ze wilden zich eigenlijk gaan wassen na hun lange voetmars door het stof der wegen. Een oude korporaal, uitgezet als schildwacht, had de rustende Belgen bemerkt en sloeg stilletjes alarm. Eerst wou niemand hem geloven, maar enkele jonge sabelslepers waren tuk op vechten en wilden hun eerste echte schoten in de oorlog lossen. Het groepje Gidsen kortst bij de herberg werd overvallen en uitgeroeid. De oude Fons werd met bajonetsteken afgemaakt en zijn café ging in de vlammen op. Baron de Wykerslooth kon de volgende morgen terug over de Gete terugkeren met nog maar dertig ruiters zonder hun paarden.

Op het kleine slagveld bij Bernissembos bleven dode paarden, ruiters en berenmutsen achter. Pas uren later durfden de omwonenden gaan kijken. Enkele gezichten van gesneuvelden waren al aangevreten door uitgebroken varkens. De Assumptionistenpaters begroeven de dode landgenoten ter plekke. Pas de volgende winter kregen ze een plechtig graf op het kerkhof van Zepperen. Nog in 1994 zette de Remacluskring een herinneringsplaatje in de Keelstraat.

En de berenmutsen? Die werden als souvenir op de kloosterzolder verstopt. Ze doken af en toe terug op bij de ‘Ezels’, namaakruiters van de Roosbeek, een volksstraat in Zepperen. Met berenmuts, getekende snor en nepbenen naast hun bretellenpaard reden ze in de jaren 1930 en 1940 in elke stoet van het dorp, of het nu de inhuldiging van de nieuwe betonweg was of de inhaling van een pastoor. De ene zijn dood is de ander zijn vermaak…

Gedenkplaatje op het slagveld, Keelstraat



Kijk: www.zepperen.be/gevecht-1914/ en www.zepperen.be/ooggetuigen-gevecht-1914