ERFGOUD

Historische verhalen uit Sint-Truiden

Erfgoeddag

Fruitverhalen

Historische verhalen

Plagen en Volksgezondheid

Volksverhalen

ONTDEKKING VAN DE DAG

Wilderen als slagveld in 1129

De graaf van Duras was een bondgenoot van de Hertog van Brabant. De prinsbisschop van Luik beweerde dat het graafschap een vrij leengoed was van de Sint-Lambertuskerk en dat de graaf het zou verkregen hebben door muiterijen. De troepen van de bisschop, versterkt door de hertog van Limburg, kwamen het kasteel belegeren. Toen de hertog van Brabant het gevaar vernam waarin zijn bondgenoot zich bevond, snelde hij hem ter hulp. De bisschop ingelicht over de komst van de Brabanders ging naar hen toe om een veldslag te voeren, na afspraak. De plaats van het gebeuren was het dorp "WILRE" dicht bij het kasteel van Duras, waar op de afgesproken dag de beide partijen verschenen.

Op 7 augustus 1129 begon de strijd. In het begin vielen de Brabanders zo hevig aan dat de Luikenaars zich ver moesten terugtrekken. Maar het eskadron van de graaf van Loon weerstonden deze confrontatie en gaf zo zijn bondgenoten de tijd om zich te verzamelen en met nieuwe moed te herbeginnen.



De strijd bleef lange tijd onbeslist maar keerde toen in het voordeel van de Luikenaars. Het Brabantse leger moest zich terugtrekken en leed aanzienlijk verlies. Volgens Anselmus, monnik van Gembloers, sneuvelden er 850 tot 950 Brabanders, zonder rekening te houden met een groot aantal die, al vluchtend, stierven in de moerassen, in het graan, in de bossen en in de huizen. De standaard van de hertog van Brabant werd meegenomen. Die was hem gegeven door de koningin van Engeland, zijn dochter. Bisschop Alexander plaatste de standaard in de kerk van Sint-Lambertus als teken van de overwinning behaald op de hertog van Brabant. Hij had de gewoonte hem mee te dragen in de processie van de Kruisdagen.


Anselmus: bij Albericum, dl. 1, p.258, Gilles d’Orval, hfdstk. 34, p.69.
Claude GAIER, Art et organisation militaires dans le principauté de Liège et le comté de Looz au Moyen Age, Brussel, 1968, p. 237-240.